Door: Sybil | Datum: 15-09-2009 | Laatst gewijzigd: 15-09-2009 | Werk, inkomen, economie
Definitie
De staatsschuld of overheidsschuld omvat de schulden van de centrale overheid, de deelstaatoverheid, de lagere overheid en de wettelijke sociale verzekeringsinstellingen. Technisch gezien is de tweede naam correcter dan de eerste, daar de staatsschuld officieel een naam is voor enkel de schuld van het Rijk.
Het Agentschap van het Ministerie van Financiën, gevestigd in het Ministerie van Financiën te Den Haag, beheert de staatsleningen op de kapitaalmarkt. De staatsschuld bedraagt in 2008 346 miljard euro, dat is 58,2 % van het bruto binnenlands product. In 2007 werd 9,3 miljard aan rente betaald, de staatsschuld was in 2007 219 miljard euro. Dit was 39,4 % van het bbp. In 2006 was dit nog 41,6 %. Nederland voldoet daarmee al jaren aan de Maastrichtnorm, die voorschrijft dat de staatsschuld ten hoogste 60 % van het bruto nationaal product bedraagt.
In 2008 steeg de staatsschuld sterk (met 85 miljard euro) door diverse financiële steunmaatregelen naar aanleiding van de kredietcrisis.
Verloop staatsschuld in Nederland
Geïndiceerde stijging van de staatsschuld t.o.v. 1963.
Verloop staatsschuld in Nederland
Jaar x mln Euro
1900 642
1905 684
1910 720
1915 988
1920 1.757
1925 2.264
1930 2.273
1935 2.765
1940 3.690
1945 10.855
1950 13.606
1955 12.219
1960 14.796
1965 21.437
1970 34.429
1975 50.555
1980 86.491
1985 159.632
1990 187.345
1991 197.306
1992 207.659
1993 216.607
1994 218.266
1995 232.233
1996 236.953
1997 233.327
1998 238.189
1999 236.090
2000 224.765
2001 227.132
2002 235.090
2003 248.009
2004 257.604
2005 266.060
2006 255.880
2007 258.774
2008 346.168
(Bron: Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 22-07-2009.)
Begroting staatsschuld in Nederland
Staatsobligaties worden gekocht door mensen of organisaties die geld 'over' hebben. Over het geleende wordt een rentevergoeding betaald, die bij staatsobligaties meestal coupon genoemd wordt.
In Nederland leent de overheid ook direct bij de pensioenfondsen. Door geld van de pensioenfondsen te lenen komt de rente die de overheid over de staatsschuld moet betalen ten goede aan het pensioenfonds. Hierdoor wordt de hoeveelheid geld die uit de algemene middelen 'weglekt' richting private investeerders beperkt. Echter, door het lenen van 'eigen' geld is dat geleende bedrag niet beschikbaar om uit te lenen aan andere landen of beter renderende investeringen. Hoewel lenen van de pensioenfondsen dus aantrekkelijk kan lijken, is het geen wondermiddel.
Er is vaak een strijd over waar een eventueel begrotingsoverschot naartoe moet. Een mogelijke oplossing is een specifieke belasting in te voeren, welke vervolgens uitsluitend gebruikt wordt om de staatsschuld af te lossen. Hiermee worden discussies over waar het 'overschot' naartoe moet voorkomen. Of dit een echte oplossing is kan betwist worden, omdat de discussie over een staatsschuldbelasting feitelijk overeenkomt met de discussie over aanwending van overschotten.
Staatsschuld in ontwikkelingslanden
Veel ontwikkelingslanden hebben moeite met het afbetalen van hun schulden, en het betalen van de rente over de staatsschuld. Omdat de landen dit niet kunnen betalen van hun eigen productie, moeten ze nóg meer geld lenen. Deze leningen moeten zij ooit toch ook weer afbetalen, en zij moeten er toch ook weer rente op betalen, en hier moeten zij ook weer meer geld voor lenen. Hierdoor ontstaat een rentesneeuwbal, een vicieuze cirkel, een neergaande spiraal. Dit effect heet het sneeuwbaleffect.
Rijkere landen proberen soms deze cirkel voor armere landen te verbreken door schulden kwijt te schelden. Hierdoor hoeft door een ontwikkelingsland minder te worden afgelost, waardoor minder rente hoeft te worden betaald, en dus ook minder hoeft te worden geleend om de rente te betalen.
Verschillenden hebben echter beweerd dat het probleem beter kan worden opgelost door de (door de eerste wereld opgelegde) handelsbeperkingen te verminderen, zodat de ontwikkelingslanden meer kunnen exporteren. Hierdoor kunnen ze meer geld verdienen, hoeft er minder te worden bijgeleend, en neemt de staatsschuld ook af. Het verschil met de andere methode is dat het land ook economische groei doormaakt, en dus de economische situatie in de ontwikkelingslanden structureel verbeterd wordt.
Staatsschuld in beschouwing tot bbp
De staatsschuld raakt niet 'ontspoord' als het overheidstekort constant is in verhouding tot het bbp . De schuldquote convergeert naar de verhouding tussen de tekortquote en de nominale groeivoet. Bij een permanent overheidstekort van één procent van het bbp en een bbp-groei van vijf procent tendeert de schuldquote dus naar twintig procent en bij begrotingsevenwicht naar nul. Rekenkundig is de ratio van 'Maastricht' en de EMU-normen: mits het tekort maximaal 3 % en de nominale bbp-groei minimaal 5 % bedraagt, is de schuld 'houdbaar' op maximaal 3/5 ofwel 60 %.
Bron: Wikipedia.org.